Artikel: Kayakken op de Yukon (deel 1)

Kayakken op de Yukon (deel 1)
Beau peddelde 700 km over de legendarische rivier de Yukon in Canada (september 2024)
Ik ga op avontuur. Naar de Yukon, in Canada. Als u dit leest dobber ik in een kayak op deze legendarische rivier, ergens tussen Whitehorse en Dawson City. Of ik vaar met snelheid een strandje langs de rivier op, zet mijn voeten in de modder, trek mijn kayak een meter of tien de oever op en ga op zoek naar sporen van beren. Als ik verse sporen zie, ga ik naar een strandje verderop. Als ik oude sporen zie, ga ik vermoedelijk ook naar een strandje verderop, bedenk ik mij nu. Want beren wil ik graag zien, maar niet in de buurt van mijn tent.
Zij is ongerust. Ze wil niet dat ik ga. En zeker niet alleen. Ze wordt er wakker van. Dan ziet ze een kayak die omslaat in het snelstromende water en dat ik er niet uit kom. Of een beer die rond mijn kamp snuffelt. Ze vindt het asociaal. En dat is het ook. Want het is mijn avontuur en het is niet zonder risico. Maar moet ik het dan niet doen? Al jaren droom ik ervan om in een kano de Yukon af te zakken en in die schitterende wildernis te mogen zijn, alleen met de elementen. Een eland zien… met een gewei van twee meter breed. Dat zou zo mooi zijn. Een grizzlybeer, die ligt te soezen op een eilandje in de rivier. Een steenarend. Een roedel wolven. Misschien zelfs een poema. Aan het water zitten en een vis roosteren, terwijl ik naar de eindeloze bossen en bergen kijk. De stilte en eenzaamheid van de natuur ervaren. Daar zijn waar niemand is.
Als ik geen berensporen zie, haal ik de tassen van mijn kayak en zoek een goede, vlakke plaats voor mijn tent, op een open plaats dichtbij de rivier. Ik sprokkel droog drijfhout. Als het nodig is zaag ik wat takken uit struiken en bomen. Daarvan maak ik een vuur. Als dat brandt, zet ik een paar meter verder mijn tent op. Ik zorg ervoor dat mijn tent in de wind staat, zodat de rook er doorheen komt. Dieren houden niet van vuur.
Natuurlijk word ik dezer dagen ook vaak wakker, dromend van een beer die in mijn nek hijgt. Dat hoort erbij. Ik was eens zes dagen en nachten alleen in de jungle in Guyana. In mijn fantasie had ik dat doodeng gemaakt, met veel gesis en gekraak in de bomen en struiken om mij heen. Eenmaal diep in de jungle, liggend op een bed van bamboe in de open lucht, mijn handen vol blaren van het hakken van die bamboe, was het allemaal nog veel erger dan gedacht. Wat een kabaal! De hele jungle kwam tot leven. En boven alles uit loeiden de brulapen, waarvan ik dacht dat het een jaguar was. Na die doorwaakte nacht wist ik: de natuur is de baas. Je hebt hier niets te vertellen. Dat was, gek genoeg, een hele geruststelling. Een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest.
Ik eet bij mijn kayak, vijftig meter verderop, aan de rand van het water. De resten stop ik weg en ik bind een koeienbel aan de kayak, zodat ik ongenode gasten kan horen die mogelijk op de geur van het voedsel afkomen. Dan kruip ik diep in mijn slaapzak. Buiten vriest het en de rivier ruist en ik zie de vlammen van het vuur door mijn tentzeil en dan sluit ik mijn ogen en denk aan haar.